Algemeen
Tot 1 januari 2012 bouwden werknemers die volledig arbeidsongeschikt waren vanwege ziekte slechts vakantiedagen op over de laatste zes maanden van hun ziekteperiode. Omdat dit in strijd was met de Europese regelgeving is de wet vanaf 1 januari 2012 aangepast: iedere werknemer heeft nu recht op ten minste vier weken vakantie per jaar.
Uitspraak Gerechtshof
Het gerechtshof in Den Haag heeft op 15 oktober 2013 de Staat aansprakelijk geacht voor de schade die twee werknemers hebben geleden doordat de Staat verzuimd had haar regels aan te passen aan de Europese Arbeidstijden Richtlijn 2003/88/EG, die al op 2 augustus 2004 in werking was getreden. In de richtlijn staat: “De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat aan alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van tenminste vier weken wordt toegekend overeenkomstig de in de nationale wetten en/of gebruiken geldende voorwaardenvoor het recht op en de toekenning van een dergelijke vakantie”.
Nederlandse wet aangepast aan Europese richtlijn
Omdat uit de Richtlijn niet duidelijk werd dat deze ook voor zieke werknemers gold, heeft Het Europese Hof van Justitie in 2009 in het arrest Schultz- Hof (JAR 2009/58) beslist dat ook zieke werknemers onder de Richtlijn vallen. De Nederlands wetgeving was hiermee in strijd en is daarom per 1 januari 2012 aangepast aan de Europese richtlijn.
Aanpassing wet te laat voor sommige werknemers
Voor veel werknemers is de bovenstaande aanpassing echter te laat gekomen. Tot de wetswijziging op 1 januari 2012, had een werknemer die wegens ziekte geen arbeid verrichtte, een beperkt recht op opbouw van vakantiedagen: deze werden slechts opgebouwd over de laatste 6 maanden waarin arbeid werd verricht. Veel werknemers waren echter voor 1 januari 2012 al langer dan 6 maanden ziek en kregen dus als gevolg van de late implementatie van de richtlijn minder vakantiedagen dan waarop zij eigenlijk recht hadden.
Uitspraak kantonrechter
Inmiddels heeft de kantonrechter Den Haag op 12 maart 2012 de Staat veroordeeld tot betaling achteraf van tijdens langdurige ziekte opgebouwde vakantiedagen van een werkneemster die sinds 1995 in dienst was als schoonmaakster op basis van een dienstverband van 30 uur. Op 23 januari 2007 werd zij arbeidsongeschikt, tot 24 november 2008 ontving zij haar salaris, dat werd stopgezet omdat zij zich niet hield aan haar re-integratieverplichtingen. Op 15 november 2010 werd de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd. Bij tijdige implementatie van de Richtlijn zou zij vakantiedagen hebben opgebouwd over de periode van 23 januari 2007 tot 24 november 2008. In werkelijkheid heeft zij volgens het toen geldende artikel 7:635 BW slechts vakantie-uren opgebouwd over de laatste 6 maanden van haar dienstverband.
De kantonrechter achtte dit onterecht en stelde vast dat de Staat de Richtlijn onjuist had toegepast. Hij baseerde zijn uitspraak op het BECTU-arrest uit 2001, dat nog gebaseerd was op de voorloper van de huidige richtlijn. Volgens dit arrest moest de Richtlijn, die gelijk was aan de nu geldende, uiterlijk op 23 november 1996 in het interne recht zijn omgezet. Afwijking van artikel 7 van de Richtlijn was niet toegestaan.
Uitspraak Gerechtshof
Het Hof, waar deze zaak samen met een soortgelijke zaak werd behandeld, sluit zich op 15 oktober 2013 bij dit oordeel aan: “(…) Naar Nederlands recht levert het uitvaardigen en handhaven van een met hogere regelgeving strijdige regeling een onrechtmatige daad op.(…)” De Richtlijn is “hogere regelgeving” en de Nederlandse wetgeving was daarmee in strijd, daarom draait de Staat op voor de schade die de twee werknemers hebben geleden.
Tot slot
Denkt u ook een vordering te hebben op de Staat in verband met niet-uitbetaalde vakantiedagen bij arbeidsongeschiktheid?
MRB- advocaten kan dit voor u uitzoeken. Als uit ons onderzoek blijkt dat u een vordering heeft, dan kunnen wij uw vordering instellen.