Per 1 januari 2002 zijn de kantongerechten bij de rechtbanken ondergebracht. Vanaf die datum wordt het hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter behandeld door het gerechtshof. Deze hoger beroepszaken worden tot nu toe behandeld en beslist door een meervoudige kamer die uit drie rechters bestaat.
Minister van veiligheid en Justitie Ivo Opstelten (VVD) heeft nu een wetsvoorstel ingediend dat het mogelijk moet maken om kantonzaken die daarvoor geschikt zijn, de “eenvoudige” zaken, in hoger beroep door één rechter te laten behandelen.
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsontwerp in de Tweede Kamer werden kritische vragen gesteld zoals: hoe handhaven we de kwaliteit in de eenvoudige zaken, wie maakt uit wat eenvoudige zaken zijn, aan welke criteria moeten eenvoudige zaken voldoen, op welk onderzoek baseert de minister zijn stelling dat in iets meer dan de helft van de kantonappèls kan worden volstaan met één rechter, zijn de bezuinigingsdoeleinden van het wetsvoorstel reëel? Hoewel de minister deze vragen niet of onvolledig beantwoordde, is de Tweede Kamer op 18 juni 2013 met het voorstel akkoord gegaan. Het voorstel ligt nu ter behandeling in de Eerste Kamer.
Uit het voorlopig verslag van de vaste commissie voor veiligheid en justitie van de Eerste Kamer van 29 oktober 2013 blijkt dat ook leden van de commissie vraagtekens zetten bij het wetsvoorstel. Veel kritiek slaat op de matige onderbouwing van het voorstel door de minister. Zo wil de minister met zijn voorstel 4/5 miljoen euro bezuinigen maar dit bedrag kan alleen gehaald worden als van de 3000 appèlzaken er 1800 enkelvoudig zullen worden afgehandeld. Dit getal wordt door de minister niet onderbouwd. Commissieleden worden in hun kritiek hierop gesteund door de Raad van de Rechtspraak die in haar advies aan de minister vaststelde dat veel kantonzaken zich niet lenen voor enkelvoudige afdoening in hoger beroep. Veel voorkomende kantonzaken betreffen het arbeidsrecht of bedrijfsruimtehuur en die zaken zijn meestal ingewikkeld. Stefan Schutz, in het dagelijks leven raadsheer bij het Amsterdamse Hof, beaamt dit argument vanuit zijn praktijk. Hij zegt in het Advocatenblad van januari 2014:”Als raadsheer bij het Amsterdamse hof behandel ik vrijwel uitsluitend kantonzaken, in het bijzonder arbeidszaken. Mijn collega’s en ik weten dat het een illusie is te menen dat deze zaken eenvoudig zijn, een enkele uitzondering daargelaten. Als een dergelijk geval zich al eens voordoet zijn wij daar snel klaar mee, daar is geen wetswijziging voor nodig.”
Volgens de Raad voor de Rechtspraak ligt de betekenis van een hoger beroep in controle op fouten, rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Als drie rechters een hoger beroep behandelen, hebben zij de mogelijkheid om van gedachten te wisselen waardoor niet een maar meerdere opinies kunnen worden verdedigd. Deze werkwijze draagt ertoe bij dat zaken beter in al hun aspecten worden doordacht, dat er minder feiten over het hoofd worden gezien en dat er geen tunnelvisie optreedt. Raadsheer Stefan Schutz voegt hier nog aan toe dat het voor de hoven heel moeilijk wordt om rechtseenheid na te streven omdat de minister geen helder criterium geeft voor het begrip “eenvoudige zaken”.
In het Nederlands Juristenblad van 8 februari 2013 wordt nog een interessante bijdrage geleverd aan deze discussie. In hun stuk De waarde van meervoud verwijzen de auteurs Eddy Bauw, Frans van Dijk en Joep Sonnemans naar een empirisch, experimenteel, onderzoek waarin bewijs wordt gevonden voor de stelling dat meervoudige behandeling van rechtszaken leidt tot betere beslissingen. Volgens de auteurs sluiten de uitkomsten van dit onderzoek aan bij de op jarenlange praktische ervaring gebaseerde opvattingen van rechters en andere betrokken professionals over de waarde van meervoudige rechtspraak.
De minister moet bezuinigen en heeft de 4/5 miljoen euro al ingeboekt zonder daarvoor een goede onderbouwing te geven. De vraag is nu of de Eerste kamer kiest voor efficiency of voor kwaliteit.