Motie Eerste Kamer over aanpassing griffierecht aangenomen.
Minister Opstelten werd onlangs op straat aangesproken door een kleine ondernemer. De man vertelde de minister dat hij een vordering had van iets minder dan 1500 euro. Met deze vordering stapte hij echter niet naar de rechter omdat de kosten in geen verhouding stonden tot de opbrengst. De minister vond dit geen goede zaak :”…Als een huis moet staan dat de toegang tot de rechter voor eenieder verzekerd moet zijn…”
De minister kwam met dit voorbeeld in een debat met de Vaste Kamercommissie voor veiligheid en Justitie over “de staat van de rechtsstaat”. In dit debat liet Opstelten weten dat hij een flexibel griffierechtensysteem, voorgesteld door de Raad van de rechtspraak, niet bij voorbaat uitsloot.
De Raad voor de rechtspraak constateert in een brief aan de commissie dat de mate van toegankelijkheid van de rechtspraak mede wordt bepaald door de hoogte van het griffierecht dat rechtzoekenden verschuldigd zijn. Deze toegankelijkheid loopt nu gevaar omdat het financieel beheer van de rechtspraak de laatste jaren centraal staat waardoor de rechtzoekende burger vooral een kostenpost is geworden.
Volgens de Raad is het griffierecht een bijzonder soort belasting, wat merkwaardig is omdat de rechtspraak een collectief goed is vergelijkbaar met de brandweer, de politie en het OM. Deze overheidsdiensten worden echter geheel uit de rijksmiddelen vergoed. De Raad vraagt zich dan ook af waarom de burger voor rechtspraak apart moet betalen.
De president van de Hoge Raad, Corstens, stelde in het debat over de rechtstaat: “Toegang tot de rechter is geen consumptiegoed, geen bankstel dat je wel of niet zult kopen, het is een essentieel onderdeel van de rechtstaat”. Deze opvatting sluit aan bij die van De Raad voor de rechtspraak die de rechtspraak een van de pijlers van de democratische rechtstaat noemt .
De Raad vindt het noodzakelijk om na te denken over een vernieuwing van het griffierechtstelsel en stelt voor om de volgende punten als uitgangspunt te nemen:
- In zaken, waarin de rechter als enige rechtsbescherming kan bieden tegen de overheid, is geen griffierecht verschuldigd, tenzij dit nodig is om bagatelzaken te vermijden. Dat betekent geen of ten hoogste lage griffierechten (in goede verhouding met de zaak) in strafzaken en bestuursrechtelijke zaken van natuurlijke personen in combinatie met kostenveroordeling van het overheidsorgaan, als de burger in het gelijk wordt gesteld, of in zodanige mate in het gelijk wordt gesteld dat het beroep op de rechter gerechtvaardigd was.
- In het civiele recht worden de griffierechten gelinkt aan de aard en het belang van de zaak. De griffierechten mogen niet zodanig hoog worden dat de overheidsrechter zijn betekenis verliest voor grote gebieden van het civiele recht, omdat geschillenbeslechting wordt overgenomen door (al dan niet) private arrangementen, zoals arbitrage, geschillencommissies en e-Court.
- In het familierecht wordt het griffierecht gelinkt aan de omvang van het verzoek. Als de rechter niet alleen nodig is voor de scheiding, maar ook voor de boedelscheiding, de alimentatie, de omgangsregeling enz. mag het beroep op de rechter meer kosten. Dit kan mensen stimuleren om zoveel mogelijk zelf (met een bemiddelaar) te regelen.
Naar aanleiding van het debat over de rechtstaat zijn er op 11 maart 2014 in de Eerste Kamer 7 moties ingediend over de rechtsstaat. Op 18 maart werden 5 van deze moties aangenomen waaronder de motie waarin wordt gevraagd de toegang tot de rechter te garanderen bij een mogelijke aanpassing van de stelsels voor gefinancierde rechtsbijstand en de griffierechten. Het woord is nu weer aan de regering: minister Opstelten heeft al laten weten niet tegen flexibilisering van het griffierechtenstelsel te zijn. Staatssecretaris Teeven is ook bereid het stelsel te wijzigen maar wel binnen de bestaande financiële kaders.
MillerReyBrighton houdt u op de hoogte.