Op 29 september schreven wij een blog over het wetsvoorstel om de griffierechten per 1 januari 2014 te verhogen. Inmiddels ligt het wetsvoorstel nog steeds bij de Tweede Kamer terwijl de griffierechten per 1 januari al verhoogd zijn. Zo gaan voor kleine geldvorderingen voor rechtspersonen (bedrijven) de tarieven naar 462 euro (was 437 euro).
In juni 2013 waarschuwde de Raad voor de rechtspraak er in een wetgevingsadvies al voor dat in eenvoudige incassozaken tussen de 500 en 1.500 euro de verhouding tussen de verschuldigde griffierechten en de vorderingen zoek is. Het ziet er naar uit dat de Raad het in juni 2013 bij het rechte eind had.
In het kritisch commentaar in juni wees de Raad al op de effecten voor kleine geldvorderingen van eerdere verhogingen van griffierechten.
Het CBS heeft deze effecten nu becijferd en komt tot de conclusie dat er sprake is van een forse afname van 20 procent van de incassozaken die aan de kantonrechter worden voorgelegd. Het CBS legt een verband met de tariefverhoging.
Uit onderzoek van de Raad voor de rechtspraak blijkt dat het aantal handelszaken met financieel belang dat door de rechter in eerste aanleg is behandeld, tussen 2010 en 2013 met 26 procent is gedaald. Volgens de Raad betreft het hier naar alle waarschijnlijkheid zaken waarbij procespartijen een afweging maken van te verwachte kosten en baten. Bij bedrijven zal dit meestal het geval zijn. De analyses van de Raad voor de rechtspraak wijzen er op dat de hogere griffierechttarieven het beroep op de rechter aanzienlijk hebben geremd.
Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, zegt hierover:
“Wij hebben diverse signalen gekregen dat bedrijven als gevolg van de verhoging van de griffierechten vaker afzien van een beroep op de rechter. Bedrijven trachten blijkbaar op andere manieren hun vorderingen te innen. Of ze zien helemaal af van een rechtsgang. De Raad voor de rechtspraak meent dan ook dat het huidige griffierechttarief voor relatief kleine incassovorderingen te hoog is en schadelijke economische gevolgen heeft. Daarom dient dit tarief te worden verlaagd.”
Uit het bovenstaande kun je de conclusie trekken dat voor bepaalde categorieën het recht onbereikbaar is geworden. ZZP’ers en kleine MKB-bedrijven laten vorderingen zitten en dat kan in economisch moeilijke tijden net het laatste zetje zijn in de richting van een faillissement. Omdat mensen hun vordering niet meer (kunnen) opeisen lokt dat ook nog verkeerd gedrag uit en gaan nog meer mensen hun rekening niet of veel te laat betalen. Dit ondermijnt de betalingsmoraal en het vertrouwen in de rechtstaat.